Op 8 februari 2022 start Sire met de campagne: 
‘De dood. Praat erover, niet eroverheen.’

Ik steun deze campagne, omdat ik de afgelopen maanden zelf heb ervaren hoe belangrijk het is om erover te praten. 
Voor jezelf en voor je naasten.

Uit onderzoek van Sire blijkt dat er door 54 procent van de Nederlanders niet goed over de dood wordt gesproken met dierbaren als ze er nog zijn. Dit staat een goed afscheid in de weg en zorgt voor spijt achteraf. Uit het onderzoek waar de campagne uit voortkomt, blijkt ook dat slechts 27 procent van de Nederlanders alles tegen hun naasten heeft gezegd, mochten ze komen te overlijden – of het nu gaat om praktische en financiële zaken, of juist om gevoelens. En het lukt ook niet goed om met anderen om te gaan die net iemand hebben verloren. 
Praten over de dood is een taboe geworden en dat zorgt voor spijt en extra verdriet.

 

Ik deel hier een stukje van mijn eigen verhaal. Omdat ik zo hoop anderen te inspireren en te helpen om de stap te zetten die soms best lastig kan zijn. Echt praten over het leven en de dood is zo ontzettend waardevol!

Op 10 oktober 2021 zijn mijn ouders bij ons op verjaardagsvisite voor onze jongste zoon. Mijn moeder voelt zich niet lekker worden. Ik ben bij haar, hou haar vast en zeg dat ze zo dapper is. Mijn moeder zegt: “Sorry Rem, je gaat je moeder verliezen.”

Een ziekenhuisopname volgt. Uren zitten we samen aan bed en hoe moeilijk ook, ik stel mijn moeder de vragen die zo belangrijk zijn om te stellen. Zo vraag ik haar of ze bang is om dood te gaan, of ze denkt dat er iets is na de dood en ik vraag haar hoe ze afscheid wilt nemen en wat ze allemaal wilt op haar crematie. 
Dankbaar ben ik dat ik deze vragen heb kunnen stellen, hoe moeilijk ik het ook vond om ze te stellen.

En dankbaar ben ik ook voor de etentjes die we de afgelopen maanden samen hebben gehad, toen we nog niet wisten dat ze snel dood zou gaan. We hebben tijdens deze momenten echt gesproken over het leven. Hierdoor weet ik nu bijvoorbeeld wat voor cijfer ze haar leven gaf, welke momenten ze lastig vond, waar ze mee worstelde en van welke periodes in haar leven zij het meeste heeft genoten. 

In het ziekenhuis verzwakt mijn moeder zienderogen. De artsen kunnen haar dit keer niet meer beter maken en mijn moeder kiest ervoor om naar huis te gaan om daar te sterven. Er volgen zes intensieve dagen samen. We praten met woorden en zonder woorden. We lachen en we huilen. En als communiceren niet meer gaat via horen of kijken is er nog de warmte tussen onze handen. 

Naast de vele zorgverleners die langskomen, komen de meest naasten van mijn moeder langs om afscheid te nemen. Ook onze drie kinderen komen afscheid nemen van oma. Ieder op hun eigen manier: met een tekening, met een betraande knuffel of met een gesprek. Het is allemaal goed. 

Op 11 november blaast mijn moeder haar laatste adem uit terwijl mijn vader en ik naast haar zitten. Alles is gezegd. Het is goed zo. 

Ik ben zo intens dankbaar voor alle woorden die ik wel heb gezegd, ook al was het soms zo spannend om ze te zeggen. 
Het gemis is hierdoor niet minder, maar het verdriet lijkt zachter en draaglijker.

Tijdens de laatste weken van mijn moeder hield ik een dagboek bij. Voor mezelf, omdat ik niet wilde vergeten wat we allemaal tegen elkaar hebben gezegd. En om het afscheid, de laatste dagen en uren van mijn moeder vast te leggen. Achteraf is dit zo’n waardevol document geworden. Toen ik het aan mijn vader liet lezen, vond hij het zo bijzonder dat hij er een boekje van heeft laten drukken voor de mensen die het willen lezen. En hierdoor blijven we ook nu nog veel over mijn moeder en haar dood praten. En dat is waardevol en helpend. 

Er is één ding in het leven zeker. We gaan allemaal een keer dood. Dus eigenlijk is doodgaan iets heel normaals. Laten we er daarom over blijven praten. En laten we elkaar daarbij helpen als dat nodig is.